zondag 17 maart 2013

Bruggen bouwen tussen maatschappij en parlement


Toen ik vorig jaar hier begon te werken voor het ‘Legislative Strengthening’ programma van NDI wist ik dat het programma zou eindigen begin 2013. De donor, USAID, had toen al besloten niet een nieuw programma met het parlement te willen en had zelfs geen behoefte aan een evaluatie van onze activiteiten. En er was nog geen ander programma voor NDI, dus het had zo maar gekund dat ik omstreeks deze tijd mijn koffers moest pakken om terug te keren naar Amsterdam. Op zich geen straf, maar toch niet wat ik wilde.
Maar het is gelukkig anders gelopen. In de loop van 2012 keerde USAID enigszins op zijn schreden terug en besloot ons programma toch te laten evalueren door een onafhankelijk, professioneel team. Dat team, bestaande uit een gepensioneerde ex-voorzitter van het Canadese parlement die al een aantal van dit soort evaluaties deed, een Amerikaanse ‘governance’-expert en een West-Afrikaanse evaluatie-wetenschapster, trok de afgelopen vier weken door Liberia en sprak met parlementariërs, ministers, allerhande belangengroepen, lokale bestuurders en internationale organisaties over het functioneren van het parlement en de rol van ons programma daar in. Het evaluatierapport is nog niet af, wel zijn we geïnformeerd over de hoofdlijnen en de conclusies, die zeer positief zijn ten aanzien van de prestaties die NDI heeft geleverd. Het is natuurlijk afwachten wat USAID met het rapport gaat doen.

Parlementsgebouw op Capitol Hill
De oester uit zijn biotoop

Intussen hoef ik echter niet op een houtje te bijten, want in februari zijn we begonnen met een nieuw programma, dat beoogt een brug te slaan tussen het parlement en ‘civil society organisations’ (CSO’s).  Dit programma, dat drie jaar duurt, wordt gefinancierd door Sida, het ontwikkelingsagentschap van de Zweedse regering. Zweden is naar mijn inschatting het Europese land dat het meest actief is in Liberia. Daarnaast financiert de Europese Unie veel projecten, vooral op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Nederland is afwezig.
Het Sida-programma sluit natuurlijk mooi aan op het vorige. Wij hebben contacten met het parlement, kennen de do’s and don’ts en begrijpen de context en dynamiek van dit ‘most honorable institution’, zoals vele parlementariërs hun biotoop graag betitelen.
Het programma kent twee pijlers. Enerzijds heeft het een groot aantal activiteiten om de organisatie- en slagkracht van belangengroepen te vergroten, evenals hun kennis van het parlementaire reilen en zeilen en hoe effectief gebruik te maken van lobby, sociale media, expertise en de macht van het getal. De tweede pijler richt zich meer op het parlement. Hoe deze oester zich open kan stellen voor geluiden en expertise vanuit de samenleving.
De gedachte achter dit programma is wat (terecht) in ‘good-governance’ kringen wordt aangenomen, nl. dat parlement en regering beter gaan functioneren als er vanuit de maatschappij druk op hen wordt uitgeoefend om niet alleen effectief, integer en transparant te zijn, maar vooral ook om te presteren. Dat zij er niet voor zich zelf zijn, maar –in samenspraak met en betrokkenheid van CSO’s- een democratische, sociale en duurzame maatschappij moeten organiseren. Probeer maar eens in te denken hoe Nederland er nu uit zou zien als er geen vak-, vrouwen-, milieu-, migranten-, huurders-, vredes- en homobewegingen waren geweest. Een onaangename mix van SGP en PVV!

Bord voor het hoofdkantoor van het Liberiaanse Verbond van Vakverenigingen.
Met onderaan het motto: 'workers unity & strength for sustainable development'
  
Geworteld in de samenleving

Uiteraard heeft zo’n benadering alleen zin als de belangengroepen geworteld zijn in de samenleving. Want het van buiten af importeren is een middel dat niet werkt. Wat dat betreft ziet het er in Liberia wel goed uit. Uit een recent verschenen inventarisatie blijkt dat er ruim 1300 CSO’s zijn. Bijna alle smaken zitten ertussen. Veel ‘peace and reconciliation’, maar dat is logisch na zo’n verwoestende burgeroorlog. Maar ook boerengroepen, ‘water and sanitation’ , anti-corruptie en transparantie-eisende groepen. En natuurlijk het hierboven genoemde –Nederlandse- rijtje, behalve dan de laatste want homofobie voert hier nog steeds de boventoon.
Slechts een kleine 10% wordt gefinancierd, door de regering of internationale donoren. Over de kracht en kwaliteit van de CSO’s valt weinig te zeggen, maar aangenomen mag worden dat die sterk verschillen. Variërend van professionele organisaties met twintig mensen in dienst, tot pure vrijwilliggersclubs.
Om een scherper beeld te krijgen van de wensen, mogelijkheden en problemen die de belangengroepen hebben, is er de laatste drie weken een serie gesprekken gevoerd tussen NDI en een reeks van uiteenlopende CSO’s: van gehandicapten tot de vakbond en van motortaxi’s tot religieuze groepen. In Monrovia, maar ook upcountry in Gbarnga en Buchanan. Uit die gesprekken bleek dat er een grote behoefte is aan scholing en training. Dat men graag gehoord wil worden op Capitol Hill, maar tegelijkertijd niet goed weet hoe dat aan te pakken. Dat er door het districtenstelsel wel soms contact is met de parlementariër uit de regio, maar dat het vaak onduidelijk is wat deze met zijn beloften doet.
Ook hebben we met een aantal parlementariërs gesproken om hun ideeën en opvattingen te peilen over ons programma en de bijdragen die zij kunnen leveren aan die brug. Want ook vanaf die kant zal er gebouwd moeten worden – en gelukkig wordt dat begrepen door een aantal van hen.
De komende weken beginnen we met onze eerste activiteiten voor een select aantal belangengroepen: twee driedaagse ‘workshops’ over de werking van het parlement en hoe daarop invloed kan worden uitgeoefend. Eén voor beginners en één voor gevorderden. Met praktijkvoorbeelden uit binnen- en buitenland. Nederland zal niet ontbreken.