zondag 14 juli 2013

Werken aan een sterke Civil Society voor een sterke democratie

Deze aflevering verhaalt over het waarom van het inspirerende programma waar NDI in Liberia aan werkt, en waar ik dus de hele week mee bezig ben.  Met de officiële naam van het programma zal ik de lezer niet vermoeien; ik noem het altijd maar gemakshalve ‘bruggen bouwen tussen parlement en samenleving’. (Ai, was ‘bruggen bouwen’ ook niet de titel van het regeerakkoord van het vermaledijde kabinet Balkenende/Bos? Nou ja, jammer dan, daar hebben ze hier in ieder geval nooit van gehoord…).
De nadruk in het programma ligt op het versterken van het vermogen van belangengroepen (CSOs: Civil Society Organizations) om effectief op te komen voor hun zaak en daarmee het parlement onder druk te zetten, om meer rekening te houden met wat er onder de bevolking leeft. In Nederland wordt -vaak terecht-geklaagd over het naar binnen gekeerd functioneren van beide Kamers: het navelstaren op de vierkante kilometer van het Binnenhof. In Liberia is het nog een paar graden erger. De parlementariërs zijn hier vooral met elkaar bezig én met het veiligstellen van de positie in het eigen kiesdistrict door het onderhouden van een ver doorgevoerde vorm van cliëntalisme. Of het nu om een geboortefeest, begrafenis, TV op school of auto van een dorpschief gaat: de parlementariër is vaak bereid om in de vanuit de staatskas goed gevulde geldbuidel te tasten om een financiële bijdrage te leveren. Maar als het gaat om te reageren op maatschappelijke ontwikkelingen, het serieus nemen van kritische rapporten uit binnen- of buitenland of het ‘verstaan’ van wat de serieuze behoeften zijn van de overgrote meerderheid van de Liberiaanse bevolking: voor velen is dat een brug te ver. Dat is overigens niet alleen de schuld van de parlementariërs.

Duik in het diepe

Allereerst is het ambacht van parlementariër hier weinig ontwikkeld. Wat betekent het om volksvertegenwoordiger, wetgever én controleur van de regeringsmacht te zijn? Welke instrumenten heb je ter beschikking om die rollen goed, effectief, overtuigend te kunnen spelen? In democratisch ontwikkelde landen zijn er politieke partijen waar je geschoold kunt worden in het politieke handwerk, dat menig parlementariër eerst in een gemeente- of regionale raad heeft uit kunnen proberen in een fractie van –deels ervaren- partijgenoten. Er zijn professionele, meestal integere ambtenaren, goed georganiseerde belangengroepen, deskundige adviesraden enzovoorts. En er is een uitgebreide regelgeving die inspraak, overleg en soms zelfs participatie of medezeggenschap mogelijk maakt. In Liberia ontbreekt dat a-l-l-e-m-a-a-l.  Een vers gekozen parlementariër wordt moederziel alleen in het diepe geworpen. Natuurlijk ken ik –uit ervaring- de kritiek op de –inmiddels rookvrije- achterkamertjes waar politieke partijen hun kandidatenlijsten bekokstoven, de macht van het ambtelijke apparaat, de verstikkende fractiediscipline, de polderende adviesraden enz. Maar het is wel deze democratisch georiënteerde biotoop (laat ik het maar voorzichtig formuleren) waarin politici hun werk goed kúnnen doen (óf ze dat ook doen is een tweede).

Informatiebord bij de hoofdingang van het
parlementsgebouw

Institutionele zwaktes

De tweede reden voor een zwak ontwikkeld democratie is het presidentiele districtenstelsel, dat Liberia voor een groot deel heeft gekopieerd van de Verenigde Staten. Er is een machtige president, die de nationale ‘macht’ en identiteit’ moet belichamen, die jan en alleman op belangrijke posities benoemt en die het wetgevingsproces stevig beïnvloedt. Daar tegenover staat een versplinterd en zwak parlement, dat behalve de hiervoor genoemde oorzaken, institutioneel zwak is vanwege de wijze waarop het wordt gekozen. Niet via landelijke verkiezingen met partijlijsten op grond van een programma, maar per kiesdistrict, waarbij ideologie noch partijprogramma en nauwelijks het gevoerde regeringsbeleid  een rol spelen, maar vooral de directe relatie met de kiezer. Een andere institutionele zwakte is dat een senator voor negen jaar en een ‘representative’ voor zes jaar wordt gekozen. Aangezien in het Liberiaanse presidentiële systeem kabinetten nauwelijks een rol spelen en ook niet kunnen ‘vallen’ zijn er geen tussentijdse verkiezingen. Een gekozen parlementariër zit derhalve een vorstelijke periode, wat hem of haar minder gevoelig maakt voor de kiezersgunst.

Zwakke civil society

De derde reden is de zwak ontwikkelde ‘civil society’. Er zijn weliswaar vele honderden actie- en belangengroepen geteld, maar het overgrote deel is niet meer dan postbusnummer –en aangezien de posterijen in Liberia niet functioneren zegt dat genoeg. Er is slechts een handjevol min of meer professioneel georganiseerde CSOs en die moeten nog een forse stap maken om een meer bepalende rol te kunnen spelen. Door mensen te organiseren, door expertise te etaleren en door (ook eigen) media goed te gebruiken waardoor een kracht wordt ontwikkeld, waar het parlement niet omheen kan. En niet omheen moet willen gaan: parlementariërs moeten leren het belang van een actieve maatschappelijke inbreng te waarderen. Het levert hen nieuwe inzichten en argumenten op, kan het draagvlak voor beleid verbreden, verplicht hen om maatschappelijke kritiek te weerleggen dan wel op te pikken en vergroot het democratisch gehalte van het politieke bestuur en –niet onbelangrijk- speelt een rol bij verkiezingen die er, ook in Liberia, uiteindelijk altijd weer zullen komen.

Er zijn wel brievenbussen maar er is geen
postbezorging in Liberia.
Publieke hoorzittingen

Tegen deze achtergrond moet het nieuwe NDI-programma, dat door de Zweedse regering wordt gefinancierd, worden gezien. We ondersteunen en trainen de komende drie jaar een aantal, zorgvuldig uitgekozen allianties van CSOs op maatschappelijk belangrijke terreinen:  WASH (water, sanitaire voorzieningen en hygiëne), natuurlijke hulpbronnen (ten goede laten komen aan sociale ontwikkeling) en women empowerment. Daarnaast ontwikkelen we met deze CSOs en met relevante parlementscommissies en –goedwillende- parlementariërs een aantal gezamenlijke activiteiten, zodat er tussen CSOs en het parlement een kruisbestuiving kan plaatsvinden, elkaars argumenten wordt gekend en –heel belangrijk- er werkwijzen worden ontwikkeld, waarin het als gewoon wordt gezien om zich tot elkaar te verstaan. Eén zo’n werkwijze die zich moet ontwikkelen is het organiseren van publieke hoorzittingen door een

Hoorzitting van de Gender Committees van Huis en Senaat
parlementscommissie over een actueel onderwerp, waarbij belangengroepen worden uitgenodigd om hun visie te geven. Wij hebben al een paar keer trainingen gegeven aan activisten hoe ze een goed verhaal kunnen opbouwen bij zo’n hoorzitting: kop en staart, voorbeelden uit het leven van alle dag, deskundige kritiek die hout snijdt en concrete verbetervoorstellen. En: zet je verhaal op papier, zodat je het ook later aan afwezige commissieleden en aan de pers kunt geven. De afgelopen week vonden er twee publieke hoorzittingen van commissies plaats, waarbij in totaal twaalf belangengroepen waren uitgenodigd het woord te voeren. Een hoorzitting ging over een wetsvoorstel om de kieswet te wijzigen en een andere over het 'gender-gehalte' van de ontwerp begroting 2013-2014. In de voorbereiding hebben we met hen hun inbreng voorbereid en het resultaat was bevredigend. Een aandachtig gehoor en publiciteit in een aantal kranten. Meer publieke hoorzittingen, maar ook andere gezamenlijke activiteiten van parlement en CSOs zullen volgen. Daarover meer een volgende keer.