zondag 24 februari 2013

Een afwisselende week


Vorige week berichtte ik over het bezoek aan de provincie Nimba van de Study Investigation Mission on Extractive Industries. Deze week werd het policy seminar gehouden over het concept-rapport van de Missie. Het was een goed bezochte bijeenkomst, met een grote variëteit aan belanghebbenden en experts. Zo waren diverse ministeries en regeringsagentschappen vertegenwoordigd, de onderminister van Arbeid gaf actief acte-de-presence, de internationale gemeenschap (EU, USAID, UN, Duitse en Zweedse ministeries van ontwikkelingssamenwerking), actieve burgergroepen en uiteraard Liberiaanse parlementariërs waren eveneens aanwezig. Ik verrichte de aftrap en leidde de aanwezigen langs enkele sprekers tot onze expert uit Tanzania, Amani Mindha het stokje overnam. Amani is een doorgewinterde  ‘extractive industry’ expert, met 

Amani Mindha
veel Afrikaanse ervaring, gestudeerd in Noorwegen en Schotland (bekend om hun ‘olie’-universiteiten): een fraaie mix van activist en academicus. Amani schreef het concept-rapport van de Missie en leidde met nogal provocerende stellingnamen de aanwezigen langs de ‘hot items’. Zoals de noodzaak voor Liberia om betere, slimmere concessie-overeenkomsten met multinationals af te sluiten, de opbrengsten meer ten goede te laten komen aan de armsten -het overgrote deel van de bevolking- en de ontwikkeling van een specifieke anti-corruptie strategie, gericht op deze grondstoffensector (ijzer, diamanten, goud, hout, olie) waarin bedragen met vele nullen omgaan. Het was een levendige discussie, daar ben je in Liberia altijd van verzekerd. Met name  de –soms emotionele-  pleidooien van de parlementariërs om beter geïnformeerd en ondersteund te worden om hun controlerende functie ten opzichte van een veel sterkere regering –en nog veel sterkere multinationals- waar te kunnen maken, gingen er in als koek. Dat is precies ook de kern van het rapport: versterking van de rol van het parlement, en de discussies leverde voldoende stof op om de aanbevelingen verder aan te scherpen.

The House at Sugar Beach

Donderdagavond was een hoogtepunt in het verder zo cultuurarme Liberia. In het Krystal Oceanview Hotel hield de Liberiaans/Amerikaanse schrijfster Helene Cooper een lezing over haar ‘New York Times bestseller’ The House at Sugar Beach, In Search of a lost African Childhood. Over dit boek, en de speurtocht naar het huis, is al eerder in dit blog geschreven (zie: mijn blog van 1 december 2012: Op zoek naar het huis aan Sugar Beach). Helene Cooper is afkomstig uit een geslacht van uit de VS in het begin van de 19de eeuw naar West-Afrika teruggekeerde, bevrijde slaven. Zij vluchtte in 1980 na de militaire coup als tiener met haar moeder en zus naar de Verenigde Staten, ging daar studeren en werd –en is- een gerespecteerd verslaggever voor de NewYork Times. In ‘The House at Sugar Beach’ beschrijft ze met humor en kritische zelfreflectie haar jeugd in het Liberia van de jaren ’70, de rol van de elite waar haar familie deel van uit maakte en de verschikkingen van de staatsgreep die in 1980 plaatsvond. Afgelopen donderdag vertelde ze over de ontstaansgeschiedenis van het boek: een bijna-dood ervaring als oorlogverslaggeefster in Irak bracht haar ertoe haar Liberiaanse verleden niet langer te verdringen, maar zich er rekenschap van te geven door het op te schrijven. Ze las een stuk of vijf passages voor en vertelde er tussendoor over het boek, haar leven en de reacties die ze heeft gekregen. Het publiek, zo’n zestig mensen, luisterde ademloos en bestookte haar na afloop met vragen. Het boek is niet te koop in Liberia  omdat er geen boekwinkels zijn. Ze had drie gesigneerde exemplaren meegenomen die werden verloot. Ze was overigens langere tijd in het land om informatie te verzamelen voor een nieuw boek dat zal gaan over de rol die vrouwen spelen in het huidige Liberia.

Het huis aan Sugar Beach
Het familiehuis op Sugar Beach, dat nu in vervallen staat verkeerd, wordt opgeknapt en zal het Blamadon Center for Arts gaan huisvesten, zo deelden de organisatoren van de lezing mee. Dat zou fantastisch zijn.

Op naar Gbarnga

Vrijdag toog ik met een NDI-team naar Gbarnga, hoofdstad van de provincie Bong, zo’n 160 km ten noordoosten van Monrovia. Wij gingen daar met een aantal belangen- en bewonersgroepen praten in het kader van ons nieuwe programma. Sinds mijn komst hier, april 2012, heb ik dit blog gevuld met mijn belevenissen die, als het mijn werk betrof, zich afspeelden rond het door USAID-gefinancierde programma dat beoogt het functioneren van het parlement te versterken. Dit programma loopt bijna af, en wordt thans geëvalueerd door een drie man sterk team. Van die evaluatie zal afhangen of het programma wordt verlengd. Maar we zijn inmiddels gestart met een nieuw, drie-jarig programma, gefinancierd door de Zweedse regering, dat de relatie tussen het parlement en civil society organisations moet versterken. In de ontwikkeling van een democratisch Liberia is het belangrijk dat belangen- en actiegroepen zich beter manifesteren en dat het parlement meer oog en oor heeft voor wat er onder de bevolking leeft. Daar gaat ons nieuwe programma iets aan doen. Om scherper in beeld te krijgen wat deze groepen aan ondersteuning nodig hebben, wat hun werkwijze en uitdagingen zijn, voeren we deze weken een aantal gesprekken, waaronder in Gbarnga. Wordt dus vervolgd.

Op weg naar Gbarnga


maandag 18 februari 2013

De Missie voor eerlijke bodemschatten pakt door

De afgelopen dagen heb ik 800 kilometer gereden door het binnenland van Liberia over ‘bumping roads’ om een ijzermijn, een rubberplantage en de superintendent van de provincie Nimba te bezoeken met de parlementaire Study Investigation Mission on Extractive Industries. Zoals al eerder in dit weblog beschreven is zo’n missie een van de activiteiten die ik hier met veel plezier voor mijn rekening neem. Met een groepje van zes parlementariërs (‘the Mission’) een belangrijk onderwerp bij de kop nemen, gesprekken voeren met deskundigen en belanghebbenden, werkbezoeken afleggen en vervolgens een rapport met beleidsaanbevelingen opstellen dat de leden van de missie moeten agenderen in het parlement. Het is een manier van werken die parlementariërs de kans biedt zich een belangrijk onderwerp eigen te maken en het parlement het initiatief te geven, in plaats van af te wachten waar de regering mee komt. Als het goed gebeurt, versterkt het de positie van het parlement – en dat is belangrijk voor de democratische ontwikkeling van Liberia waar het parlement een geschiedenis kent van ‘rubber stamping’:  ja-knikken tegen alles wat de regering bedenkt – en in feite de president. Want de ‘imperial president’ is –nog steeds, zij het in afnemende mate- het belangrijkste kenmerk van het Liberiaanse staatsbestel.
Twee Missies heb ik georganiseerd, de eerste over sociale huisvesting (zie mijn blogs van 8 september 2012 en 18 januari 2013) en de tweede over ‘extractive industries’, de ontginning en benutting van de natuurlijke hulpbronnen waar Liberia zo rijk aan is, maar waar tegelijkertijd de bevolking te weinig profijt van heeft. In december sprak de Missie een week lang met belanghebbenden: ministeries, bedrijven, agentschappen  de vakbond en burgergroepen (zie mijn blog van 15 december 2012). Nu was het tijd om op pad te gaan en ter plekke polshoogte te nemen.



Strijkstokken

En zo togen we donderdag met drie parlementariërs, twee experts die de Missie assisteren, twee persmensen van het parlement en twee NDI’ers naar de provincie Nimba, die grenst aan Guinea en Ivoorkust. We sliepen twee nachten in Ganta, een levendige stad op de grens met Guinea, 260 km ten noordoosten van Monrovia. Het Alvino-hotel was ons van diverse kanten aangeprezen, maar helaas viel de eerste avond de generator stil, wat op zich rust geeft, maar geen stroom – en dus geen licht, airco of een volle batterij in de mobiele telefoon –en onmisbaar attribuut. En er bleek geen stromend water te zijn, wat overigens voor verreweg de meeste Liberianen geldt. De hotelbaas verontschuldige zich uitputtend, hij heeft niet elke dag een parlementaire missie op bezoek. Op zijn pet stond in vette letters ‘Mafia’  gedrukt, wat aanleiding gaf tot grote hilariteit. De volgende ochtend bood hij ons, met pet, een gratis ontbijt aan en adviseerde naar een ander, onlangs geopend guesthouse te gaan, waar inderdaad alles bleek te werken - voor dezelfde prijs.

Drie keer een lekke band
Wij togen naar de provinciehoofdstad Saniquellie, zo’n 50 km verder noordoostwaarts, om daar de superintendent te spreken: het door de president benoemde hoofd van het provinciebestuur. Zij ontving ons in haar kantoor, tezamen met drie assistenten, die de Missie duidelijk maakten dat de drie grote bedrijven in Nimba (ArcelorMittal, BHP Billiton -beide ijzererts- en de rubberplantage COCOPA) haast uitsluitend zaken doen met ministeries in Monrovia en de provincie als het even kan negeren. De concessiebetalingen worden overgemaakt naar het Ministerie van Financiën; daarvan komt weliswaar een deel in het provincie-ontwikkelingsfonds terecht, maar de superintendent vond dat  te weinig. Te veel blijft er onderweg aan de verschillende strijkstokken hangen. Daarnaast –en dat was een groter punt van kritiek - hebben de  bedrijven ook een aantal verplichtingen naar de werknemers en de omringende dorpen toe op het gebied van werkgelegenheid,  onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting. En ook die verplichtingen worden niet al te stip nagekomen.

Vraag het aan de regering

Dus was het hoog tijd om weer eens 40 km verder noordwaarts te hobbelen naar Yekepa in het noordelijke puntje van Nimba, vlak bij het drielandenpunt van Liberia, Guinea en Ivoorkust. Ik verwachtte een stad, maar Yekepa is een bedrijfsnederzetting in het uitgesterkte concessiegebied van de multinational ArcelorMittal. Over een groot terrein verspreid liggen huisjes van de ruim duizend arbeiders, een paar scholen, kantoren, een bankgebouw, een kliniek, winkeltjes  en een in aanbouw zijnd guesthouse.  We spraken met de manager die de contacten met de overheid onderhoudt en daarna, zonder hem, met twee mannen van de vakbond. Deze leidden ons ook per auto rond op het uitgestrekte terrein. De vakbond was goed georganiseerd, zo’n 70% van de arbeiders is lid. Beide vakbondsvertegenwoordigers  waren tevreden over de salarisverhogingen die ze de laatste jaren hadden weten af te dwingen.  Veel minder tevreden waar ze over allerlei andere zaken. Zo werkt ArcelorMittal met onderaannemers:  de concessievoorwaarden zijn niet op hen van toepassing. En dat betekent dat afspraken met betrekking tot scholingstrajecten voor Liberiaanse werknemers, het aanbesteden van werk aan Liberiaanse bedrijven en het in dienst nemen van alleen Liberianen voor ongeschoold werk op de tocht komen te staan, omdat onderaannemers niet aan dit soort zaken gebonden zijn.

Vakbondsman (links) in gesprek met twee parlementariërs
Ook op het gebied van huisvesting, onderwijs en gezondsheidszorg  valt nog veel te verbeteren. Tijdens het gesprek met de locatiemanager passeerden deze zaken de revu, maar deze stelde zich formeel op. De concessieovereenkomst  is gesloten met de Liberiaanse regering en ArcelorMittal is alleen aan ‘Monrovia’ verantwoording schuldig. Hoeveel buitenlanders heeft ArcelorMittal in dienst? Hoe zit het met de bepaling dat ArcelorMittal jaarlijks minstens $200.000 moet besteden aan scholingsmogelijkheden? En hoe zit het met het uitbesteden van werk aan Liberiaanse bedrijven?  Op al dit soort vragen kwam steeds hetzelfde antwoord: vraag het aan de regering. Maar tegelijkertijd moest hij bevestigen dat de capaciteit en expertise  bij de ministeries om het nakomen van de gemaakte afspraken te controleren, uiterst zwak zijn.

Lemen hutten

De volgende dag, zaterdagochtend, was de Cocoa & Coffee Plantation (COCOPA) aan de beurt voor een bezoek. Overigens werd er koffie noch chocola geserveerd, COCOPA richt zich alleen op de productie van rubber. Het bedrijf is in 1948 door een voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken (Edward Stettinius) opgericht. Tijdens de burgeroorlog is praktisch de hele infrastructuur verwoest. Vanaf 2007 is het weer volop in bedrijf. Het produceren van rubber is een tijdrovende klus. Nadat een rubberboom is geplant, duurt het zo’n acht jaar voor het eerste rubbersap kan worden opgevangen en dan duurt het nog eens tien jaar eer de boom de maximale productie haalt.  Gemiddeld gaat een rubberboom 35 jaar mee. Daarna wordt er gekapt en herplant.
COCOPA was de laatste jaren regelmatig op ongunstige wijze in het nieuws. Arbeiders legden het werk neer of voerden langzaam-aan acties om de arbeidsomstandigheden verbeterd te krijgen, loonsverhoging af te dwingen en betere huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs te krijgen. Net als bij ArcelorMittal was de rubberplantage een dorp op zich zelf met scholen, winkels, een kliniek enz. De meeste huizen van de arbeiders zijn lemen hutten van zo’n 60 jaar oud. 

Huisvesting op de rubberplantage
Er is een kliniekje met een apotheekje, enkele bedden en drie verpleegsters. Maar geen dokter. Als het ernstig is moet de bedrijfsziekenauto over de onverharde weg naar het 36 km verder geleden Ganta. Ook hier een actieve vakbond. De twee vertegenwoordigers vertelden dat na acties de salarissen waren verhoogd, maar dat op andere vlakken er nog veel te wensen was. Zo zijn er geen toiletten, het onderwijs is slecht, de watervoorziening functioneert meer niet dan wel, er zijn geen recreatiemogelijkheden voor de kinderen  en de huisvesting is miserabel. De Liberiaanse locatiemanager was empathischer dan zijn -eveneens Liberiaanse- ArcelorMittal collega en gaf aan dat er verschillende plannen bestaan om de situatie te verbeteren, zoals de vestiging van een middelbare school en renovatie van de hutten.  Het bedrijf ontbeert echter de financiële middelen, het wachten is op het moment dat de reeds geplante bomen rubber beginnen te produceren.  Het familiebedrijf zou een forse kapitaalsinjectie moeten krijgen, zo betoogden de locatiemanager en de vakbondsmensen in –overigens gescheiden- koor. Hoe het zat met de winstcijfers van de afgelopen jaren was onduidelijk.

In eigen hand

Het bezoek aan Nimba heeft de Missie nieuwe en concrete informatie opgeleverd voor het rapport dat de komende week voltooid zal worden. Dat rapport zal zich vooral richten op versterking van de positie van het parlement om zo beter controle op het doen en laten van de regering te kunnen uitoefenen en het concessiebeleid te verscherpen. Met name ook de financiële kant: komen de opbrengsten van de concessies ten goede aan de allerarmsten? En hoe kunnen de natuurlijke rijkdommen van Liberia beter ten eigen faveure worden benut, onder andere door de verwerking ervan tot half- en eindproducten in eigen hand te nemen? Komende woensdag vindt er nog een policy seminar met experts plaats over het concept-rapport en daarna moeten de parlementariërs  aan de slag om de concrete voorstellen in daden om te zetten.


maandag 11 februari 2013

Senator Whitfield in het harnas gestorven


Het was wederom een bijzondere week in politiek Liberia. Drie weken geleden overleed senator John Whitfield. Zijn leeftijd werd nergens genoemd, maar ik schat hem zo rond de 50 jaar oud.   Hij stierf in het harnas: in het parlementsgebouw werd hij op een vergaderdag getroffen door een hartaanval of een beroerte (de berichten hierover geven geven geen duidelijkheid) en overleed na enkele uren.  In Nederland wordt een overledene binnen een dag of vier begraven maar in Liberia gelden andere regels, omstandigheden en gewoonten. De wegen zijn slecht en het spoor ligt er sinds de burgeroorlog werkloos bij dus als de familie van ver moet komen, kan dat wel een paar dagen duren. Het begrafenisritueel duurt traditioneel veel langer met ween- en eetpartijen.  En in het geval van Whitfield betrof het een ‘notabele’ die zijn partij vertegenwoordigt en de provincie die hem gekozen heeft in de Senaat: Grand Bassa County. En dat betekent dat er op drie plekken gerouwd moet worden. In het partijkantoor, in het parlement en thuis, in Buchanan, de hoofdstad van Grand Bassa. Er zijn ook nog belangen in het spel. Hoe langer de dode boven de grond is hoe meer de begrafenisondernemer verdient, hoe langer de nabestaanden  voor eten en drinken moeten zorgen voor familie, vrienden, dorps- en stamgenoten en hoe meer de omzet stijgt van de plaatselijke middenstand en horecaondernemers. Kortom, als iemand overlijdt ontstaat er een veelzijdige dynamiek die er toe leidt dat het wel drie tot vier weken kan duren eer het stoffelijke overschot zijn eeuwige rust krijgt.

Senator John Whitfield
Politicus van het jaar

Senator Whitfield was een bijzondere parlementariër. Ik kende hem vrij goed, want hij was een van de sprekers op het eerste policy seminar dat ik hier in mei verleden jaar organiseerde over de decentralisatiepolitiek van de regering. In de voorbereiding -en ook daarna in het parlementsgebouw  of de supermarkt- spraken we elkaar af en toe.  Hij had een onverschrokken uitstraling,  vatte het werk als senator serieus op, las dus de stukken, was een uitstekend spreker maar ook een oplettende luisteraar, onderhield goede contacten met zijn kiezers en de pers en had duidelijke opvattingen.  Niet voor niets was hij door de parlementaire pers in 2012 gekozen tot de politicus van het jaar, hoewel dat pas zijn eerste jaar als parlementariër was.
Whitfield was lid van de National Patriotic Party (NPP), de partij van ex-president Charles Taylor, die in Den Haag vast zit en zijn definitieve veroordeling door het Sierra Leone Tribunaal afwacht. In april 2012 is hij tot 50 jaar veroordeeld, hij is daar tegen in beroep gegaan, dat onlangs diende en het wachten is nu op de definitieve veroordeling. Charles Taylor heeft de afgelopen weken weer veel stof doen opwaaien in Liberia. Deze keer omdat hij een brief naar de regering heeft gestuurd waarin hij claimt recht te hebben op achterstallig pensioen als ex-president. Dat pensioen bedraagt $25.000 per jaar, Taylor werd in 2003 gedwongen door de internationale gemeenschap om naar Ghana te vluchten, alwaar hij naar enige omzwervingen werd gearresteerd en uitgeleverd aan het Haagse tribunaal. Hij meent dus nu recht te hebben op negen keer het jaarlijkse pensioen, oftewel ruim $230.000. De regering heeft zijn claim ter beoordeling voorgelegd aan het parlement en vooralsnog geen duidelijk standpunt ingenomen. Toen de brief van Taylor openbaar werd, bleek opnieuw dat zijn talent als splijtzwam te fungeren nog springlevend is. In kranten, op de vele radiostations en in het parlement lijken de voor- en tegenstanders elkaar in evenwicht te houden. De tegenstanders wijzen op het wetsartikel dat het presidentiële pensioenen regelt, waarin duidelijk staat dat alleen bij een eerzaam tussentijds vertrek de president recht op de uitkering heeft. En dat bij Taylor niet is vol te houden dat hij op eerzame wijze zijn hielen heeft gelicht. Voorstanders daarentegen benadrukken, net als Taylor in zijn brief,  dat hij volstrekt vrijwillig is opgestapt, om zo uit grote vaderlandsliefde een verzoenend gebaar te maken.
In de week voor zijn dood kwam Whitfield in de Senaat geharnast op voor het pensioen van zijn voormalige politieke chef. Zijn redenering was formeel: Taylor was uit vrije wil opgestapt als president, de wetgeving kent dan een pensioen toe en het proces in Den Haag was niet gericht op misdaden die Taylor eventueel in Liberia had begaan, maar in Sierra Leone. Dat laatste is waar, maar dat is dan ook tegelijkertijd de reden voor de grote onvrede die velen in Liberia hebben met het Haagse Tribunaal.
Sommigen beweren dat Whitfield zich emotioneel zo aan deze zaak had vastgeklampt, dat dit wellicht zijn plotselinge dood heeft veroorzaakt, dan wel bespoedigd. Whitfield was overigens ook secretaris-generaal van de NPP, en ook in de tijd dat Taylor er nog de scepter zwaaide behoorde hij tot de partijtop. Tot nu toe hebben Huis noch Senaat een uitspraak hier over gedaan. De hete aardappel wordt doorgeschoven, al schreef ‘The Indepedent’ afgelopen vrijdag dat er in ‘the corridors of the government’ gewerkt wordt aan een vergelijk met de advocaten van Taylor.

Charles Taylor 

Tumult tijdens de herdenkingsbijeenkomst

De rituelen rondom de begrafenis en de reacties die de dood van Whitfield opriepen, zeggen veel over de politieke cultuur in Liberia. De president, Ellen Sirleaf Johnson, noemde in haar jaarlijkse toespraak in het parlement, vlak na de dood van Whitfield, hem niet expliciet, wat haar op veel kritiek kwam te staan. Andere partijen spraken vol lof over Whitfield in hun commentaren. In het parlementsgebouw werd een herdenkingsbijeenkomst gehouden, met de kist en de familie, waarbij de vice-president, en vele ministers en parlementsleden aanwezig waren. De kist werd in een optocht door Monrovia gedragen in een lange stoet van partijgangers, die allen een t-shirt droegen met het karakteristieke hoofd van Whitfield erop. De vermenging van partij, staat en privé is zeer opvallend. Als in Nederland een (zittend) senator overlijdt, en dat heb ik enkele keren meegemaakt, dan wordt daar uiteraard via een toespraak van de voorzitter bij de eerstvolgende vergadering uitgebreid bij stilgestaan, maar daar blijft het bij. Zo niet in Liberia. Onderdeel van die cultuur is het ‘over de dode niets dan goed’. Ook als het een dode betreft die lid was van een partij die de politieke nalatenschap van Charles Taylor beheert.
De vermenging van politiek en privé kwam scherp tot uiting in een pijnlijk incident tijdens de herdenkingsbijeenkomst in het parlementsgebouw. Na enkele toespraken kondigde de ceremoniemeester aan dat de ca. tweehonderd aanwezigen zich op konden maken om langs de baar te lopen en een laatste blik op Whitfield te werpen. Terwijl aanstalten werd gemaakt om de deksel van de kist te lichten, stormde de weduwe van Whitfield het podium op om dit te voorkomen (‘in back slippers and taken on the bearing of a supermodel’ volgens het dagblad The Analyst). Zij riep uit dat dit volgens traditie alleen zou gebeuren vlak voor de daadwerkelijke begrafenis die twee dagen later in Buchanan zou plaatsvinden. Er ontstond  tumult, waarbij allerlei mensen zich ermee begonnen te bemoeien, teneinde de weduwe –tevergeefs-  ervan te overtuigen dat de macabere peepshow toch moest plaatsvinden.

maandag 4 februari 2013

Schone schijn en harde werkelijkheid


Deze week was een bijzondere week in Monrovia. De hoofdstraten waren afgezet, schamele huisjes en winkeltjes langs deze straten gesloopt, de eerste vijftig meter van de zijwegen geasfalteerd, straatverkopers naar achterafbuurten gedirigeerd en vrolijk wapperende vlaggen aan lantaarnpalen en bomen geknoopt. De reden? Een bijeenkomst van het High-Level Panel of Eminent Persons (HLP) on the Post-2015 Development Agenda van de Millennium Doelen van de Verenigde Naties. Deze HLP moet de politieke aandacht voor het realiseren van die doelen levend houden. Het panel bestaat uit 27 personen, veelal ministers, diplomaten maar soms ook een buitenbeentje zoals Paul Polman, de baas van Unilever die  Nederland vertegenwoordigt. Toch weer typisch dat Nederland door een multinational wordt vertegenwoordigd, terwijl Turkije de burgemeester van Istanbul stuurt, Zweden de minister van ontwikkelingssamenwerking en India een professor in ontwikkelingseconomie. Het driekoppig voorzitterschap bestaat uit de Britse premier Cameron en de presidenten van Indonesie (Yudhoyono) en Liberia (Sirleaf Johnson). De agenda is vrij vaag: ‘het slechten van barrieres om tot economische transitie te komen’. Het resultaat van het Panel moet een rapport aan de secretaris-generaal van de VN zijn met aanbevelingen wat er allemaal nog moet gebeuren om die Millennium Doelen te bereiken. Het is een raadsel wat er nu precies gebeurde tijdens die bijeenkomst, maar de PR-machine van de regering draaide op volle toeren om de Liberianen te doen geloven dat Liberia nu definitief was toegetreden tot de belangrijke landen op deze aardbol. En dus moest Monrovia omgetoverd worden tot een welvarend ogende stad. Althans langs 

Ook deze kleermaker moest wijken voor het Panel
de route waar dit HLP en hun gevolg zich bewogen. Die Millennium Doelen zijn op zich natuurlijk prima. En het is hard nodig dat met –hopelijk- kritische rapportages de tussenbalans wordt opgemaakt. Maar het blijft toch een vreemde zaak dat een hele kermis wordt opgetuigd voor een bijeenkomst waar naast champagne en kaviaar toch vooral hoffelijkheden en platitudes worden geserveerd. Sirleaf Johnson hield een toespraak bij de opening van de bijeenkomst waarbij ze niet ten onrechte opmerkte dat water en sanitair vaak wordt gezien als een resultaat van ontwikkeling, terwijl het een motor is voor economische ontwikkeling en belangrijk bijdraagt aan het terug dringen van de armoede. Het is alleen zo jammer dat in haar eigen beleid daar tot nu toe helemaal niets van te merken is. Zoals in het vorige weblog beschreven, probeer ik in het NDI-programma het onderwerp sociale huisvesting op de agenda van het parlement te krijgen. En daarmee de regering te bewegen eindelijk eens een begin te maken met de aanpak van de erbarmelijk slechte situatie waarin het grootste deel van de bevolking woont.

Honderden huizen gesloopt

Schrijnend is dat de komst van het panel wordt aangegrepen om het decor van de stad zo op te poetsen. Vlaggen OK, maar dat er rücksichtslos honderden krotten zijn gesloopt, waarbij de weinige bezittingen van de bewoners nietsontziend zijn vernield, en de verdreven bewoners geen enkel alternatief wordt geboden, is een schande van de eerste orde. Onaangekondigd trokken bulldozers als reuzen verdelgers enkele weken door de stad om grote schoonmaak te houden. De National Slum & Squatter Communities of Liberia (NASSCOL) tekende fel protest aan tegen deze ‘indiscriminate demolition excercises’. In een verklaring stelt de NASSCOL dat ze niets tegen ontwikkeling heeft, maar dat de overval van de bulldozers op de huizen een daad is die het verstand te boven gaat. De regering wordt er van beschuldigd het recht op eigendom op harteloze wijze te verkrachten en er bewust op uit te zijn de krottenwijkbewoners te straffen, omdat ze verantwoordelijk worden gesteld voor misdrijven, drugssmokkel en besmettelijke ziektes. In de verklaring, die is gepubliceerd in het dagblad ‘The Inquirer’, roept de NASSCOL de community's op om vreedzaam te reageren en te werken met ‘hands that can feel, eyes that can see and ears that can listen’. Maar niet alleen dat. NASSCOL heeft de Green Advocates in de armen genomen om te kijken wat er gedaan kan worden de belangen van de bewoners van sloppenwijken te behartigen.

Een criminele samenzwering?

Er was overigens ook een demonstratie tegen de bijeenkomst van de Hoog Geplaatsten gepland. Op Facebook had  Vandalark Patrick mensen opgeroepen om naar het vliegveld te gaan om met spandoeken en leuzen de buitenlandse gasten te wijzen op de problemen van Liberia. Maar voor het zover was, werd hij door de politie van zijn bed gelicht en volgens eigen zeggen mentaal gemarteld, een nacht opgesloten in een kamer vol muggen en kakkerlakken en van zijn mobiele telefoon beroofd. Volgens het gedetailleerde krantenbericht in diezelfde Inquirer werd hij vervoerd door een zwarte, geblindeerde jeep van de veiligheidsdienst (kenteken ‘RL-52-’), overgezet in een politie-auto (kenteken ‘107’) en vervolgens verhoord. Hoewel de president enkele uren voor zijn arrestatie nog had gezegd dat Liberia geen politieke gevangenen kent, beschouwde Patrick zich wel degelijk als zodanig. Het hoofd van de politie weersprak dit. De politie had zich keurig aan de wet gehouden door binnen de wettelijke termijn van 48 uur een gedegen onderzoek te houden, waaruit bleek dat hij zich schuldig had gemaakt aan ‘Criminal Conspiracy’ en dat hij zijn proces moest afwachten, om er vervolgens in een adem aan toe te voegen dat de politie zal blijven opkomen voor de vrijheid van meningsuiting en vergadering. De volgende dag demonstreerden vrienden van Patrick voor het Paleis van Justitie en eisten zijn onmiddellijk vrijlating, wat even later inderdaad gebeurde. De loop van het recht is in Liberia onnavolgbaar. 

Het kantoor van de Liberiaanse Persunie

De echte problemen


Er werd ook een alternatief Panel georganiseerd door verschillende civil society organisations onder het motto The People’s Forum, waarin de deelnemers zich bogen over ‘de echte problemen die Liberianen bezig houden’. Thomas Nah, directeur van het Center for Transparency and Accountability (CENTAL), bekritiseerde het beleid van de regering dat niet gericht is op het bestrijden van armoede en corruptie, maar zich vooral bezig houdt met infrastructuur en de uitverkoop van de natuurlijke hulpbronnen. ‘Ons land is erg rijk, we hebben ijzererts, regenwouden, goud en diamanten. Maar we kunnen onze kinderen niet naar een fatsoenlijke school sturen. We kunnen mensen geen fatsoenlijke huisvesting bieden. De 150 mensen die het Forum bezochten zagen een optreden van de hip-hop ster Takun J., die, zoals hij in een interview in het dagblad ‘Frontpage’ vertelde, ook al eens was gearresteerd, omdat hij in een van zijn liedjes de corruptie bij de politie hekelde. ‘Ik ben geslagen en in de gevangenis gestopt omdat ik over de kwalen van deze samenleving spreek’.  De voorzitter van de Liberiaanse Pers Unie, Peter Quaqua, sprak het Forum ook toe: ‘de mensen die wij de leiding van dit land hebben gegeven zijn verantwoordelijk voor de problemen waarmee we kampen (...) verkwanselen onze natuurlijke rijkdommen (...) zijn niet in staat voor goed water te zorgen of voor goede gezondheidszorg, zodat moeders niet meer in het kraambed hoeven te sterven’.
Eergisteren, zaterdag, gingen het High Level of Eminent Persons weer huiswaarts. Hopelijk levert het wat op. Het heeft in ieder geval de nodige stof doen opwaaien, pennen in beweging gebracht en daarmee de Liberianen een beetje bewuster gemaakt van de veranderingen die nodig zijn.