zondag 26 april 2015

De Rijksdienst voor ondernemend Nederland maakt er een potje van

De Ebola-crisis heeft tot een groeiende aandacht geleid voor de getroffen landen Sierra Leone, Guinee en Liberia. De Wereldbank heeft een hulpfonds opgezet waar Nederland, als een van de eerste landen, inmiddels aan heeft bijgedragen. De Verenigde Staten heeft toegezegd met een fors bedrag over de brug te komen voor Liberia als de UNMIL, de grote VN-missie (blauwhelmen maar ook veel civiele hulpverleners) zich vanaf 2016 gaat terugtrekken. En ministers van bijv. EU-landen laten hun neus zien. De Zweedse en Duitse ministers van ontwikkelingssamenwerking zijn onlangs op bezoek geweest en de Nederlandse minister Ploumen zal begin juli in een bliksembezoek de drie landen bezoeken. 

Een droevige tekst

De Rijksdienst voor ondernemend Nederland liet onlangs een persbericht uitgaan waarin de missie werd aangekondigd met de volgende tekst:
Wilt u kennis nemen van de huidige economische ontwikkelingen in Sierra Leone, Liberia en Guinee? Ga dan van 5 t/m 8 juli mee met de economische missie naar deze landen met Lilianne Ploumen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Voor de uitbraak van Ebola zaten deze landen economisch gezien in de lift. Nederland organiseert als één van de eerste landen na de Ebola-uitbraak een economische missie op ministerieel niveau naar deze regio. Graag bieden we bedrijven de mogelijkheid om vroeg in te spelen op potentiële kansen die zich in deze landen zullen voordoen, want ondanks de Ebola-crisis zijn de fundamenten van deze economieën onaangetast. De verwachting is dat er de komende jaren geïnvesteerd wordt in gezondheidszorg, landbouw en infrastructuur in de drie landen, wat interessante kansen biedt voor het Nederlandse bedrijfsleven. Daarnaast heeft Nederland ook het bedrijfsleven instrumentarium en beurzenprogramma voor alle drie de landen opengesteld.


Eigenlijk wel een droevige tekst. Voor de Ebola was West-Afrika een terra incognito voor de Nederlandse overheid, die in haar ontwikkelingsbeleid andere prioriteiten stelde. Tijdens de Ebola-uitbraak kwam de Nederlandse overheid langzaam in beweging en droeg mondjesmaat bij met hulpgelden. Na de Ebola komt er een handelsmissie, want er liggen kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven een graan mee te pikken van de honderden miljoenen die naar verwachting zullen binnenstromen. Die moeten namelijk in de filosofie van de Rijksdienst zo snel mogelijk weer uitstromen, het liefst naar het Nederlandse bedrijfsleven.

Een bedriegende tekst

Het is ook een bedriegende tekst. Graag bieden we bedrijven de mogelijkheid om vroeg in te spelen op potentiële kansen die zich in deze landen zullen voordoen, want ondanks de Ebola-crisis zijn de fundamenten van deze economieën onaangetast. Wat had de schrijver van deze tekst voor ogen toen hij tikte dat de fundamenten van deze economieën ‘onaangetast’ zijn? De economie van Liberia is te zwak voor woorden. Het land kan in het geheel niet voorzien in zijn eigen behoefte: alles moet worden ingevoerd, met uitzondering van enkele producten zoals toiletpapier en pils. Er is een werkloosheid van 80%, grondstoffen als rubber, palmolie, hout  en ijzererts worden onmiddellijk door de buitenlandse bedrijven  het land uitgevoerd. De jaarlijkse staatsbegroting (ruim 600 miljoen dollar) gaat op aan ambtenarensalarissen, overheidsgebouwen en bedrijfsauto’s. Er is geen overheidsgeld voor infrastructuur (wegen), gezondheidzorg, onderwijs of huisvesting (daarover verderop meer). De overgrote meerderheid van de bevolking moet rondkomen van een dollar per dag per persoon, wat bijeen gesprokkeld wordt met straathandel of de verbouw van een stukje land. Liberiaanse ondernemers zijn er nauwelijks. De Liberianen met een vast inkomen verdienen dat als ambtenaar, bij een internationale hulporganisatie of in de daaraan gelieerde dienstensector zoals beveiliging, huishoudelijke hulp en horeca. De ‘zichtbare’ economie, zoals verhuur van kantoren en appartementen, het drijven van restaurants en hotels, invoer en verkoop van levensmiddelen en consumptiegoederen, is in handen van enkele Libanese families, die hier soms al tientallen jaren wonen, een gesloten (maar geen hechte) gemeenschap vormen, de Liberiaanse politieke elite op tijd met geld belonen, maar niet populair zijn bij  de massa van arme Liberianen.


‘Open deur politiek’ syndroom

Het enige ‘fundament’ van de economie is een ideologische: sinds jaar en dag zijn politici in Liberia bevangen door het ‘open deur politiek’ syndroom. Dit syndroom werd ontwikkeld in de jaren ’60 door de toenmalige president Tubman, die een list moest verzinnen om te kunnen concurreren met andere Afrikaanse landen die, eenmaal bevrijd van het koloniale juk, ineens veel meer westerse bedrijven op hun stoep vonden.
Elk buitenlands bedrijf was –en is- welkom om te halen wat er gehaald kan worden. Uiteindelijk zullen door het ‘doordruppelmechanisme’ alle Liberianen hier van profiteren. Als dat werkelijk het geval zou zijn,  zou Liberia met zijn 4 miljoen inwoners het welvarendste land ter wereld moeten zijn, in plaats van het armste.

Economische groei en inflatie

De Rijksdienst vertelt verder.
De Liberiaanse economie kende voor de Ebola-crisis een economische groei van meer dan 11%. De verwachting is dat de economische groei na de Ebola-crisis weer zal aantrekken. De belangrijkste sector is de landbouw, gevolgd door mijnbouw met als belangrijkste exportproducten ijzererts en rubber. De handel met Nederland is afgelopen jaren toegenomen. Zo is de export naar Liberia gegroeid met 73% sinds 2010. De belangrijkste exportproducten vanuit Nederland zijn voeding en machines.

De cijfers verschillen. Volgens de Wereldbank was de economische groei in 2013 11,3%, volgens African Economic Outlook 8,1%. Maar de inflatie is ruim 7%. Die economische groei komt bovendien eenzijdig tot stand: het is vooral de (uit)verkoop van ijzererts die daar debet aan is. De prijs van ijzererts op de wereldmarkt is inmiddels fors gezakt. Een van de grootste spelers op die wereldmarkt, BHP Billiton, is zich aan het terugtrekken uit Liberia. En de Ebola-crisis zal zijn sporen ook nalaten. De economische groei voor de uitbraak van de Ebola, was bovendien niet inclusief. Het kwam slechts een zeer klein deel van de bevolking, de rijke bovenlaag/politieke elite,  ten goede. De groei  droeg ook niet bij aan investeringen in onderwijs, gezondheidszorg of infrastructuur.
Dan het punt van de handel: de export van Nederland naar Liberia is fors gegroeid de laatste jaren. Dat is fijn voor Nederland. Maar wat heeft Liberia er aan? Liberia voerde in 2012 943 miljoen (dollar) aan producten uit en maar liefst 7 miljard in. Een negatieve handelsbalans van maar liefst 6 miljard, het tienvoudige van de staatsbegroting. Vergelijk dat even met Nederland: 489 miljard import, 538 miljard export: een overschot van een half miljard. En, zoals gezegd: die uitvoer van Liberia bestaat uit grondstoffen: rubber, hout, ijzererts, cacaobonen. De invoer uit machines, auto’s, voedsel, elektronica. Dat is het ‘fundament’ van de economie van een onderontwikkeld land, waarvan de Rijksdienst het blijkbaar positief vindt dat deze onaangetast is gebleven.

Misleidende staatsbegroting

Maar de Rijksdienst vertelt verder.
Er wordt door de Liberiaanse overheid geïnvesteerd in het herstellen van de infrastructuur. Zo wordt de haven van Monrovia uitgebreid en heeft de overheid plannen om de havens van Buchanan en Greenville te verbeteren. Ook wordt het internationale vliegveld verbeterd en worden er nieuwe wegen aangelegd. Tevens heeft de overheid plannen te investeren in het verbeteren van de energievoorziening. Dit creëert kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Het zou goed zijn als de Rijksdienst even de tijd nam om de staatsbegroting van Liberia goed te lezen. De begroting is hier te vinden. Dan zou het allereerst opvallen dat deze begroting gevoed wordt door twee bronnen: internationale donor gelden en eigen inkomsten uit belastingen. Dat is ongeveer in de verhouding 50/50 op een totaal van (afgerond) 1,2 miljard dollar. Ruwweg gezegd worden alle projecten (aanleg van infrastructuur, onderwijs- en gezondheidsprojecten, trainingen van overheidspersoneel, steun aan boeren) door donoren betaald: de Verenigde Staten, de Europese Unie, Zweden en internationale organisaties zoals de Wereldbank en de VN. Uit eigen zak betaalt de Liberiaanse overheid vooral ambtenaren, gebouwen, en auto’s. En uiteraard het parlement, dat staat voor 30 miljoen in de boeken, ca. 5% van de ‘eigen’ staatsbegroting.

Wegaanleg door een Chinees bedrijf  met geld van de Wereldbank.
Dat de Liberiaanse overheid dus investeert in het herstellen van de infrastructuur is op zijn vriendelijkst gezegd een verdraaiing van de werkelijkheid. In de begroting is overigens geen geld opgenomen om de havens van Buchanan en Greenville te verbeteren. Er is inderdaad wel 3 miljoen uitgetrokken voor renovatie van het internationale vliegveld. Het eenzijdige uitgavenpatroon van de staatsbegroting is een groot probleem voor de ontwikkeling van het land. Er wordt een groot, maar uiterst inefficiënt ambtenarenapparaat in stand gehouden, en daarmee een onmiskenbare bijdrage geleverd aan corruptie en cliëntalisme. Slimme overheidsinterventies, gefinancierd met een mix van publieke en private gelden, ontbreken.

Minkukel informatie

En de Rijksdienst besluit:
Voor de agrosector liggen in Liberia kansen op het gebied van tuinbouw (groente en fruit), cacao, palmolie, rubber en de export van voedsel. Voor mijnbouw liggen er kansen op het gebied van ijzererts, goud en diamanten. Tenslotte biedt de oliesector kansen. Recentelijk is er een aanzienlijke voorraad olie aangetroffen in de wateren van Liberia.
Hoe die kansen nu precies benut moeten worden, blijft onduidelijk. Moeten Nederlandse bedrijven grondstoffen als palmolie, rubber en cacao uit Liberia zien te krijgen, om ze vervolgens elders tot eindproducten te verwerken? Moeten pindakaas, mayonaise, roomboter, bier, conserven, jenever en tomaten (om maar enkele voorbeelden te noemen van NL-producten die de winkelschappen sieren) vergezeld worden van allerhande andere levensmiddelen en consumptieartikelen? Moet Heineken nu werkelijk gestimuleerd worden om met in Zoetermeer gebrouwen bier het lokale Club-bier te verdrijven?
De Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking, die toch verantwoordelijk is voor dit soort minkukel informatie,  dat vrees ik een uitdrukking is van de intenties van haar beleid, zou er goed aan doen wat voorwaarden te stellen aan de in- en export. Om er enkele te noemen:
·        Nederlandse bedrijven moeten op alle niveaus van hun activiteiten in Liberia Liberianen in dienst nemen en waar nodig hen begeleiden en trainen in hun werk;
·        Nederlandse bedrijven moeten samenwerken met gecertificeerde Liberiaanse onderaannemers.
·        Nederlandse bedrijven moeten geen grondstoffen importeren, maar in samenwerking met de Liberiaanse overheid een economische structuur in Liberia ontwikkelen, waarbij de verwerking van die grondstoffen tot eindproducten in Liberia plaatsvindt, o.a. door een versterking, vernieuwing  en opschaling van aanwezige, traditionele sectoren.

Houtbewerking in Liberia staat op een hoog niveau!
Om van het laatste een goed voorbeeld te noemen: hout is een belangrijk export product. Er 
bestaat echter een tamelijk florerende binnenlandse markt van kleine timmerbedrijven die stoelen, banken, bedden en kasten maken. Deze sector zou versterkt, vernieuwd en opgeschaald kunnen worden, zodat die eindproducten ook uitgevoerd kunnen worden.
Bovengenoemde drie punten zijn niet hemelbestormend. Dit type aanbevelingen is terug te vinden in ieder rapport dat de laatste jaren door organisaties als de Wereldbank is gepubliceerd. Zouden ze voor een PvdA-minister nog een brug te ver zijn?


zaterdag 18 april 2015

President neemt Liberiaanse Rekenkamer niet serieus

Het rapport van de Liberiaanse rekenkamer over de besteding van Ebola-gelden, waar ik vorige week in mijn blog over schreef, heeft deze week nogal wat publiciteit opgeleverd in de Liberiaanse kranten. Een krant drukte een groot deel van de bevindingen integraal af, wat op mij toch meer als journalistieke luiheid overkomt, dan serieuze berichtgeving. Rapporten van rekenkamers plegen doorgaans, ondanks de pittige zaken die soms worden onthuld, door het ambtelijke taalgebruik niet tot lezen uit te nodigen. Wat dat laatste betreft: de strijd die de voormalige Nederlandse Ombudsman Brenninkmeijer  nu in EU verband voert, als lid van de Europese Rekenkamer, tegen onleesbare rapporten verdient alle navolging. Lees hier zijn interview in de Volkskrant van vorige week.

Rekeningen nummeren

Mijn goede vriend Peter Sertons, voorzitter  van enkele  (Nederlandse) gemeentelijke rekenkamers, vroeg me of er ook aanbevelingen in het rapport van de Liberiaanse rekenkamer stonden. Het antwoord is ja en nee. Per geval wordt er wel een aanbeveling gedaan, maar dat is steeds in de trant van: dienst  x moet de rekeningen goed nummeren, ambtenaar  y moet het bedrag van 10.000 dollar aan  uitgaven voor benzine alsnog verantwoorden en minister Z moet de aanbestedingen volgens de regels laten verlopen. Ambtenaren en ministers worden overigens wel met name genoemd. Maar er worden geen aanbevelingen gedaan die meer structureel van aard zijn. Dat zal komen omdat  in de inleiding van het rapport de rekenkamer  stelt dat op grond van het uitgevoerde onderzoek onvoldoende bewijsmateriaal kon worden gevonden om een conclusie te onderbouwen. Daarmee wordt vooral gedoeld op de gebreken die de rekenkamer heeft geconstateerd met betrekking tot een verantwoording van gedane uitgaven. Immers, ruim 10% van de uitgaven kon niet  of onvoldoende worden verantwoord, maar daarmee is nog niet gezegd, zo lijkt de rekenkamer te willen zeggen, dat er gefraudeerd is of op andere manier onrechtmatig is gehandeld. Als dat zo is zijn er natuurlijk andere maatregelen nodig dan aanmoedigingen om rekeningen te nummeren.

President Johnson-Sirleaf
Waar is het busje?

Intussen heeft de president van Liberia, Ellen Johnson-Sirleaf als een adder gebeten op het rapport gereageerd tijdens een media meeting. Hoewel ze toegaf het rapport nog niet te hebben gelezen, maar er over gebriefd was door haar ambtenaren, weersprak zij  suggesties dat er iets mis gegaan zou zijn en hamerde er op dat in die eerste maanden van de Ebola crisis  de paniek groot was. (Zoals verleden week beschreven gaat  het rapport slechts over een beperkte periode en over een beperkt deel van beschikbaar gestelde gelden voor de Ebola-bestrijding.)
Nu heeft ze ongetwijfeld een punt: de paniek was groot en er moest snel worden gehandeld. En dus, zo stelde ze,  moet er niet worden gezeurd als de regels m.b.t. het aanschaffen van een busje (nl. een aanbestedingsprocedure  met drie prijsaanbiedingen) niet werden gevolgd. Dat busje moest er snel komen om hulpverleners te vervoeren, de procedure volgen zou weken hebben geduurd, en mensenleven hebben gekost.
Daarin heeft ze natuurlijk gelijk, maar ze heeft geen punt. Het busje wordt wel genoemd in het rapport: de rekenkamer (GAC) kon het aanvankelijk niet vinden, maar nadat het Ministerie van Volksgezondheid (MOH) had meegedeeld  ‘It is presently located in the yard
of the MOH Central office awaiting repair. GAC is welcome to physical verify this bus
is, where is’ constateert de rekenkamer, nadat ze op 3 april daar een kijkje heeft genomen: ‘the issue of the fifteen seater bus is resolved’.


De rekenkamer constateert weliswaar dat een aantal keren de juiste procedure bij een aanschaf niet is gevolgd. Maar de kamer is kritischer op andere kwesties zoals de vele uitkeringen die aan ambtenaren zijn gedaan zonder dat er sprake scheen te zijn van enige Ebola betrokkenheid, materialen en apparaten die zijn gekocht en onvindbaar zijn, valse rekeningen, de bijna 700.000 dollar die het Ministerie van Defensie heeft ontvangen, maar niet kan verantwoorden enz. De president laat met haar reactie zien weinig trek te hebben om zich te verantwoorden. En dat draagt er toe bij, en praktisch alle kranten wezen daarop, dat er niets terecht is gekomen van wat zij bij haar eerste uitverkiezing in 2006 als topprioriteit de Liberianen voorspiegelde: een compromisloze bestrijding van de diep gewortelde en wijd verspreide corruptie

Urgentie

Hoe nu verder? Het rapport is toegestuurd aan de voorzitters van het Huis van Afgevaardigden en van de Senaat met het verzoek dat beide Kamers de implementatie van de aanbevelingen in het rapport met urgentie ter hand nemen. Op zich een logische aanbeveling in de zin dat verantwoordelijke ministers ter verantwoording moeten worden geroepen. Maar gezien de veelal zeer gedetailleerde  aanbevelingen, en het gebrek aan conclusies die het wezen raken van de fragiele staat die Liberia is –en hoe dat te verbeteren- vrees ik dat er weinig zal gebeuren. Wellicht dat nieuwe rapporten van de rekenkamer –en van internationale organisaties- over de besteding van alle Ebola-gerelateerde gelden over de volle periode daar verandering in gaan brengen.

zaterdag 11 april 2015

De Liberiaanse rekenkamer maakt een bescheiden begin met het onderzoek naar besteding van Ebola-gelden

Deze week is dan eindelijk het rapport verschenen waar velen in Liberia naar hebben uitgekeken. De General Auditing Commission (GAC), de Algemene Rekenkamer van Liberia, heeft in een 96 blz. tellend rapport uitgezocht waar de overheidsgelden door de National Ebola Task Force (NETF), na de uitbraak van Ebola in augustus 2014,  aan zijn uitgegeven. De NETF was door de regering in het leven geroepen om  het Ebola-virus gecoördineerd vanuit de Liberaanse overheid aan te pakken. In een dergelijke situatie wordt al snel beweerd dat het vooral strijkstokken en diepe zakken zijn, waar dat geld terecht komt, dus de roep om verantwoording was luid en duidelijk, ook van de zijde van het parlement.
Met dit rapport, dat hier te downloaden is, is een goede eerste, maar ook bescheiden stap gezet. Want er wordt slechts een zeer beperkt deel van de geldstroom onderzocht, nl. het geld dat door de NETF  werd uitgegeven.  En dan nog alleen van de eerste drie maanden: augustus – oktober 2014. Terwijl de grote (vooral internationale) geld- en goederenstromen daarna op gang kwamen en hun weg vonden via allerlei andere kanalen dan de NETF.
Illustratie: Front Page Africa
Uit het rapport blijkt dat er $19,6 miljoen is binnengekomen in de drie maanden, waarvan er $14 miljoen is uitgegeven. In een bijlage worden de donoren genoemd: veelal ministeries, maar ook particulieren en enkele (ook werknemers van) bedrijven. Internationale donoren ontbreken.
De uitgaven worden minutieus onderzocht en beschreven of ze gedekt zijn door contracten, rekeningen  en/of bonnetjes. Bovendien zijn ambtenaren van de rekenkamer op stap gegaan om met eigen ogen te zien of de aangeschafte goederen, zoals auto’s en generatoren, ook bestaan. Daarnaast worden man en paard genoemd als er iets niet klopt. Zo bevat het rapport een lange tabel (nr 6, blz. 21-23) met 68 namen van ambtenaren van de immigratiedienst die allemaal geld hebben ontvangen, zonder duidelijk is waarvoor. Een aantal van hen bleek ook niet te traceren, wat voor Front Page Africa aanleiding was om van ‘Ghosts Immigration Officers’ te spreken. De dode zielen van Gogol zijn overal.

$30.050 voor een persconferentie

Volgens de rekenkamer is zo’n $1,5 miljoen van de uitgaven (ruim 10%) niet verantwoord door gebrek aan ‘allowance distribution records and other supporting documents, unreported fuel balances, fuel purchases without evidence of distribution, unverified fixed assets and negative
confirmation by third party among others’. Uit het rapport blijkt dat 10.800 gallons aan benzine zijn verdwenen (half miljoen dollar), zeven aangeschafte generatoren ($1000) onvindbaar waren, drie auto’s (ongetwijfeld 4-wheel-drives) zonder Ebola-noodzaak door het ministerie van Binnenlandse Zaken waren aangeschaft, een groot bedrag aan kostenvergoedingen aan ambtenaren was uitbetaald enz. Het Ministerie van Defensie scoorde  van alle onderzochte overheidsinstanties het slechtst. Maar liefst $672.617,56 was uitgegeven zonder dat enige verantwoording kon worden gegeven waar aan.
Veel aandacht is uitgegaan, ook in de pers, naar de $30.050 die het Britse PR-Bureau BTP advisers heeft ontvangen. Dit bureau heeft blijkens  zijn website –en google-zoek-resultaten- nogal wat Afrikaanse opdrachten en connecties.  In het rapport schrijft de rekenkamer dat niet te achterhalen is welke dienst is geleverd, behalve dan de rekeningen die er door het PR-Bureau zijn ingediend, waarvan er een in de bijlagen is opgenomen. ‘International Communications Support’ is de geleverde dienst volgens BTP.  Front Page Africa schrijft dat daarvoor tenminste één persconferentie is georganiseerd.
In Monrovia wordt weer aan feestvieren gedacht.
De laatste bijlage in het rapport laat een methode zien die (ook) in Liberia wordt gebruikt om wat geld bij elkaar te sprokkelen. Het Montserrado County Health Team heeft blijkbaar een vals bonnetje voor het drukken van 256 geplastificeerde identiteitskaarten overlegd aan de rekenkamer. Het bedrijf dat ze geleverd zou moeten hebben, Excellent Graphic World Inc., schrijft in de brief nooit die kaarten te hebben gedrukt. De imaginaire kosten bedroegen 230.400 Liberties (zoals de Liberiaanse dollar wordt genoemd) oftewel bijna 3000 Amerikaanse dollars.

Karel Doorman

Het rapport is, zoals gezegd, een bescheiden eerste stap. Het geld dat wel verantwoord werd uitgegeven is  vooral besteed aan zaken als benzine, dagvergoedingen, catering, kantoorspullen en materialen voor het begraven van slachtoffers. Het is niet besteed aan activiteiten om de Ebola te bestrijden; een taak waarop de Liberiaanse overheid totaal niet berekend was, zoals later ook door de president van Liberia is erkend. De vraag of dat  geld ook doelmatig en efficiënt is besteed,  wordt helaas niet door het rapport van de rekenkamer beantwoord. Dat is wellicht op dit moment wat te veel gevraagd. Maar het is te hopen dat er een onderzoek komt naar de besteding van alle Ebola-gelieerde hulpgelden- en goederen. Ongetwijfeld zal een deel daarvan in verkeerde handen gevallen zijn. Maar er kan van geleerd worden hoe de overheid op een integere wijze zijn taken kan vervullen. Niet alleen in tijden van een unieke crisis, maar ook in ‘gewone’ tijden, die voor een land als Liberia al zwaar genoeg zijn om het hoofd te kunnen bieden. 

De Karel Doorman in de haven van Monrovia
En niet alleen Liberia kan er van leren. Het geldt ook voor de internationale donoren en hulporganisaties waar veel mis kan gaan. Zo las ik gisteren nog een opiniestuk in de Volkskrant van een Nederlander die in Sierra Leone werkzaam is (tropenarts Jacob van der Ende). Een groot deel van de trots door de Karel Doorman geleverde hulpgoederen zouden nog opgeslagen liggen in pakhuizen, omdat blijkbaar niemand zich heeft afgevraagd hoe deze goederen zó handzaam aan te leveren, dat ze snel gedistribueerd kunnen worden.